Naar aanleiding van een raadsbrief genaamd 'Afronding Pilot Frisse Start' heeft de fractie van D66 de volgende vragen gesteld aan het College. 

In de raadsbrief wordt aangegeven dat de pilot niet succesvol was omdat 13 van de 15 casussen niet geschikt bleken. Ook wordt aangegeven dat de pilot oorspronkelijk is opgezet na signalen vanuit en ten behoeven van de uitvoering van huishoudelijke ondersteuning. De pilot krijgt geen gevolg omdat op basis van het kleine aantal casussen geen conclusies getrokken kunnen worden over het behalen van de gestelde doelen. Echter wordt niet ingegaan op de onderliggende problematiek, namelijk huishoudelijke ondersteuning die niet kan starten omdat de woning vervuild is. Maar dat de pilot in de uitvoering mislukt is, doet niets af aan de oorspronkelijke aanleiding voor de pilot. Daarom de volgende vragen:

1. Hoe gaat de gemeente in het vervolg om met woningen van inwoners waar huishoudelijke ondersteuning niet kan starten als gevolg van vervuiling?

2. Hoe verhouden de kosten hiervan zich tegenover de besparing die beoogd werd met deze pilot door verminderde inzet van Wmo Begeleiding?

3. Hoe kan het dat 13 van de 15 casussen niet geschikt bleken? Welke criteria en methodologie lagen ten grondslag aan de casusselectie?

4. Is het college van mening dat de pilot mislukt is als gevolg van de onderzoeksopzet/casusselectie? Zo ja, hoe kan dat de volgende keer beter?

5. Kunt u aangeven of en zo ja, welke vervolgstappen u verder gaat zetten in dit dossier?