Ingezonden: We wonen in ’t Lien, een prachtig groen wijkje met een heusch parkje. Nederland laat daar toch ook weer haar mooie kant zien. Ik realiseer mij dat Nederland een onzijdig woord is en dus eigenlijk moet het “…zijn mooie kant zien…”, maar ik vind “haar” in deze context prettiger klinken.
Behalve dat mooie groen hebben we ook een klein knus winkelcentrum: “De Prinsenhof”. Je kan daar een harinkje happen een loempiaatje eten en er is een snackbar met allerlei eet plezier. De winkeliers zijn vriendelijk en als je er vaker komt kennen ze jou en wordt er over en weer gegroet.
Tot een maandje of zo geleden was er ook George.
George is een inmiddels 87-jarige Roemeense man die je kon aantreffen in een stoel met daklozenkrantjes. Hij groette altijd vriendelijk lachend, sprak onverstaanbare teksten uit en stak vaak zijn hand uit om óf naar een kindje te wijzen óf om je aandacht te vragen voor zijn behoefte aan iets uit de Plus supermarkt. Hij is niet echt behoeftig omdat hij in de buurt woont bij zijn dochter en zeker aan de noodzakelijke levensbehoeften kan komen. Hij zat daar vooral voor het contact met de mensen.
Hij is er niet meer. Mensen hebben bij de Plus geklaagd dat George bedelde en dat kan natuurlijk niet in ons schone opgeruimde wijkje. Plots is ons wijkje niet meer dat heel erg prachtige wijkje. Ik zou zeggen: “Een leuk wijkje met een klein zwart randje”.
Cees Douw (’t Lien)