Op woensdag 1 september ontving Bram Zonderop uit handen van locoburgemeester Astrid van Eekelen de gemeentelijke onderscheiding de zilveren Erepenning tijdens een bijeenkomst ter ere van het 400-jarig bestaan van Molen de Vlieger. Bij de Erepenning hoort een vermelding in Het Gulden Boek van de gemeente.

De heer Zonderop is dit jaar 50 jaar vrijwillig molenaar. Een unicum! Het molenaarschap is hem met de paplepel ingegeven, want zijn vader en grootvader waren ook molenaar. In een andere tijd weliswaar, want toen was het nog een betaalde baan en nu is het vrijwilligerswerk. Al sinds 1971 doet hij alles voor deze Molen. Iedereen die molen De Vlieger bezoekt, uit binnen- en buitenland, krijgt zijn enthousiasme mee. Zijn vele werkzaamheden bestaan onder meer uit het technisch beheer, toezicht houden op de staat van de molen en coördineren van bezoeken aan de molen.

Hij heeft de molen op verschillende manieren creatief en leerzaam in beeld gebracht, bijvoorbeeld door youtubefilmpjes en het geven van toeristische informatie ter plaatse.

Dankzij bevlogen mensen zoals Bram Zonderop staat het ambacht van molenaar op de Unescolijst van immaterieel erfgoed. Vanwege zijn bijzondere verdienste voor de Leidschendam-Voorburgse gemeenschap en in het bijzonder voor Molen De Vlieger heeft het college besloten aan Bram Zonderop de gemeentelijke onderscheiding de zilveren Erepenning toe te kennen.

Meer informatie over Molen de Vlieger

Molen De Vlieger heet officieel de Binckhorstmolen. De molen stond tot 32 jaar geleden op een andere plek, bij de Broeksloot, maar moest daar weg. In de jaren 80 van de 20e eeuw besloot de gemeente het gebied een nieuwe bestemming te geven. Er ontstond een plan om de molen te verplaatsen. Bij de reconstructie van polder Essesteijn in 1989 kon de molen naar zijn huidige plek overgebracht worden.

De spectaculaire verplaatsing in oktober 1989, waarbij de molenromp over de spoorlijn moest worden getild, kreeg veel aandacht in de pers en op televisie. Nu staat Molen De Vlieger al meer dan 32 jaar op zijn nieuwe plaats, als herinnering aan de Veen- en Binckhorstpolder