Een 37-jarige Amsterdammer kon niet verkroppen dat zijn destijds 31-jarige vriendin het had uitgemaakt. Hij fietste op 31 juli 2020 – een warme zomerdag – van zijn woonplaats naar haar flat aan het Abdijland in Leidschendam en bracht haar met messteken en het doorsnijden van de keel om het leven. Het OM eiste vandaag in hoger beroep een gevangenisstraf van 14 jaar en tbs met dwangverpleging tegen de verdachte.
Verdachte en het slachtoffer zouden een moeizame relatie hebben gehad. Enkele dagen nadat de vrouw de relatie verbrak vertrok verdachte op de fiets naar haar woning. Zijn mobiele telefoon liet hij thuis. Wel had hij een extra set kleding en schoenen bij zich, evenals een rol vuilniszakken, twee paar handschoenen en een of meer messen. Uit camerabeelden blijkt dat hij het laatste deel van zijn fietstocht, ondanks het feit dat het die dag ruim 30 graden was, handschoenen, een bril en mondkapje droeg.
Minuten
Verdachte verklaarde daarover dat hij die dag spullen bij zijn ex wilde gaan terugbrengen en dat hij zich kort voor aankomst had omgekleed zodat zijn ex hem zou herkennen. Zijn fiets parkeerde hij vervolgens niet voor de flat van het slachtoffer maar verderop in een parkje. Slechts enkele minuten nadat hij aanbelde en de woning van het slachtoffer betrad belden haar buren 112 omdat de vrouw zwaar bloedend op het balkon lag en zij een man met een groot mes zagen.
Bij aankomst van de hulpdiensten bleek de vrouw al te zijn overleden en had verdachte inmiddels, volgens getuigen, rustig de flat verlaten. Hij liep naar zijn fiets, wisselde zijn kleding en schoenen en fietste terug naar Amsterdam. Onderweg stopte hij de bebloede kleding, schoenen, handschoenen en mondkapje in een vuilniszak, verzwaarde die met stenen en gooide die in een sloot. Nog dezelfde avond werd hij in Amsterdam aangehouden.
Planmatige aanpak
De verdachte heeft bekend, maar zegt in een opwelling te hebben gehandeld omdat slachtoffer hem kil en koud aankeek bij binnenkomst in de woning. Volgens de deskundigen van het Pieter Baan Centrum is verdachte, in het geval uitgegaan wordt van diens verklaring, volledig ontoerekeningsvatbaar. De officier van justitie zag dat in eerste aanleg, evenals de rechtbank en de advocaat-generaal nu in hoger beroep, anders. Het OM meent dat de wijze waarop verdachte te werk is gegaan wijst op een planmatige aanpak, op voorbedachte rade. Aan verdachte wordt moord tenlastegelegd.
Verminderd toerekeningsvatbaar
Daarop volgt de vraag of het doden van het slachtoffer vanwege de psychische gesteldheid van verdachte aan hem kan worden toegerekend. Volgens het OM blijkt uit het onderzoek voldoende dat verdachte de regie over zijn handelen niet volledig kwijt was en dat hooguit sprake is geweest van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Verdachte zou in staat geweest zijn bewuste keuzes te maken. Het Pieter Baan Centrum onderkent ook dat bij bewezenverklaring van een planmatige aanpak de conclusie verminderde toerekeningsvatbaarheid meer passend is.
Het OM meent dan ook dat, naast behandeling in de vorm van tbs met dwangverpleging, een langdurige gevangenisstraf op z’n plaats is. Vanwege de ernst van het feit, de gruwelijke wijze waarop verdachte slachtoffer heeft vermoord, de gevolgen voor de nabestaanden en de slechts verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte is volgens het OM een hogere gevangenisstraf dan door de rechtbank werd opgelegd passend en geboden.
Hoger beroep
In eerste aanleg eiste het OM een gevangenisstraf van 12 jaar en tbs met dwangverpleging. De rechtbank veroordeelde verdachte tot 10 jaar cel en tbs met dwangverpleging. Het OM en verdachte zijn beide in hoger beroep gegaan.