Blij dat die Boekenweek voorbij is. Nu kan ik tenminste weer naar de winkel zonder dat ik ’t keukentafel-geleuter van de ganse familie Chabot als geschenk in mijn maag gesplitst krijg. Alsof het gekraai van Bart en zijn kloon Splinter al niet erg genoeg is, krijg je er nu ook nog het gewauwel van Yolanda, Sebastiaan, Maurits en Storm bij.
Je hoeft dat boekenweekgeschenk natuurlijk niet te accepteren. Maar mijn makke is dat ik een onvoorwaardelijke liefde voor het gedrukte woord voel. Ik kan bijna geen boeken weg doen, laat staan weggooien. En als ik eentje gratis krijg aangeboden, wil alles in mijn lijf als een ware verslaafde ‘Ja!’ roepen. Maar de hoeveelheid boeken in mijn huis is met 82 strekkende meter al lang het aanvaardbare voorbij.
Ik ben dan ook sinds een paar jaar enthousiast lid van de bibliotheek. Sommige titels wil ik echter zelf hebben. En daarbij heb ik mijn echtgenote moeten beloven alleen nog een nieuw boek te kopen, als ik een oud exemplaar de deur uit doe. Dat is al heel moeilijk. Maar ik wil zeker niets verwijderen voor boekenweekgeschenk ‘Gezinsverpakking’. Want het mag wel duidelijk zijn dat alleen al de naam Chabot - ze zouden eigenlijk beter Chatbot kunnen heten - mij spontaan maagkrampen bezorgt.
Wassenaarse Slag
Deze Chabot-allergie is begonnen bij pater familias Bart, die ik begin 1990 interviewde als auteur van het toneelstuk ‘Wassenaarse Slag’. We hadden daartoe op een zondagavond afgesproken bij Bodega De Posthoorn in Den Haag, niet wetende dat het etablissement gesloten was. Zodoende voerden wij een gesprek bij lantaarnlicht op een leeg terras zonder enige versnapering.
Nadien kruisten onze wegen elkaar bij de zijlijnen van voetbalvereniging HVV, waar de kleine Sebastiaan Chabot in hetzelfde team als mijn zoon speelde. Ik was inmiddels chef van de kunstredactie bij de Haagsche Courant en moest bij elke wedstrijd gejeremieer van de beginnende schrijver aanhoren dat hij steevast slechte recensies van literair redacteur Jan-Hendrik Bakker in mijn krant kreeg. Ik grapte een keer dat Bakker heel mooie necrologieën kon schrijven, dus dat Chabot er bij zijn overlijden zeker heel poëtisch vanaf zou komen. Daar zag Bart de lol niet van in.
Column
Waar hij enkele jaren later wel enthousiast op reageerde, was een mogelijke column in de UIT-bijlage van onze krant. Hij had er eigenlijk geen tijd voor, want Bart toerde in die periode met Herman Brood en Jules Deelder door het land. Maar voor 1500 gulden per column wilde hij wel onderweg op de achterbank wekelijks een stukje over zijn belevenissen schrijven. Dat bedrag bleek ook nog een vriendenprijs als Hagenaars onder elkaar, want het Algemeen Dagblad had hem - volgens eigen zeggen - ook gevraagd en bood 2000 gulden per column.
Let wel, Bart Chabot moest op dat moment nog echt doorbreken. En aangezien Paul van Vliet in diezelfde periode bij ons wekelijks een geweldige column schreef voor 500 gulden, heb ik Bart aangeraden het aanbod van ’t Algemeen Dagblad met beide handen aan te pakken. Die column in het AD is er natuurlijk nooit van gekomen - dat was gewoon bluf - en het contact tussen Bart en mij eindigde hiermee definitief.
Om in de krant te komen, belde Bart Chabot voortaan liever met de jongste bediende van de stadsredactie. RTL Boulevard bestond nog niet, dus overstelpte de publiciteitsgeile auteur het gretige verslaggevertje met de ene na de andere primeur: Chabot ging rijles nemen, Chabot was geslaagd voor zijn theorie, Chabot had zijn rijbewijs behaald. Zo ging dat maar door; het ene non-nieuws na het andere. Totdat ik chef stadsredactie werd en het wel mooi geweest vond.
Dat pikte onze bekende Hagenaar niet en hij beklaagde zich bij de hoofdredactie dat Versteeg hem boycotte. Gelukkig had de krant een perfect werkend archief. In drie, vier maanden tijd bleek Bart Chabot maar liefst 28 keer onze krant te hebben gehaald; grotendeels met geleuter waar nu zelfs SBS Shownieuws de neus voor zou ophalen.
Talkshow-tafels
Dat alles heeft de roem en welstand van Chabot niet in de weg gestaan. Lange tijd was hij niet weg te slaan bij de talkshow-tafels en bijna jaarlijks poepte hij één, zo niet twee nieuwe titels uit. Daarnaast optredens, voordrachten, openingen, signeer-sessies… het kon niet op. Belangrijke literaire prijzen bleven weliswaar uit, maar met sinds 2020 elk opvolgend jaar een titel in de bestsellerlijst moet de kassa flink hebben gerinkeld.
Splinter Chabot, de doorgaans in carnavalskleding gehulde zoon, treedt inmiddels aardig in de voetsporen van zijn bekende pa. Eerst als talk-showgast namens de VVD-jongeren, daarna als schrijver en vervolgens als tv-maker. Broer Sebastiaan timmert wat minder aan de weg, maar heeft inmiddels ook twee boeken op zijn naam staan. En ook Maurits Chabot mag zich schrijver noemen.
Maar nu is er dus een boekenweekgeschenk waarin de hele familie participeert; het werk is - hoe zeg ik dat netjes - met gemengde gevoelens ontvangen. Ilja Leonard Pfeijffer - iemand die wel echte literatuur schrijft - vond dat het eerbiedwaardige geschenk werd verkwanseld ‘door de familie Chabot gezamenlijk een boekje te laten schrijven over hun hond’. En Vlaamse boekhandels wilden het Boekenweekgeschenk niet eens hebben.
Meilandjes
De overdosis Chabot waarop we dit jaar zijn getrakteerd, doet me denken aan de hysterische familie Meiland met hun eindeloze verhuizingen. Ook aan de BV Meiland valt niet te ontkomen als je de tv aanzet of een krant openslaat. En mochten de geld harkende Meilandjes toevallig een weekje ontbreken, dan wordt hun plek wel ingenomen door de niet minder vreselijke families Hazes, Roelvink en/of Froger.
Aan al die aandachtszieke families kunnen we nu de Chabotjes toevoegen. En we komen er nooit meer vanaf. Met grote vrees wacht ik het moment af dat SBS - uitgekeken op Urk en Peter Gilles - een real life soap met de Chabotjes aankondigt.
Oh hemel, breng ik John de Mol nu niet juist op een idee?