Geloof en gebaartjes

20 August 2024, 09:00 uur
Columns
mainImage

Heel lang geleden kende de wereld uitsluitend primitieve mensen. Die werden op zeker moment bang. Voor de duisternis, het onweer, ziektes en de dood. Dus richtten ze zich tot een hogere macht. In de hoop dat die er was. Ze noemden hem God. En een eeuw of wat later Allah. Ze zagen in hem een houvast, een steun, een toeverlaat, een entiteit die ze boven zichzelf hadden geplaatst. En die, hoe onbestaanbaar ook, verantwoordelijk was voor alle goeds. Alle slechts, nee, daar hielden ze hem niet verantwoordelijk voor. Dat schreven ze op hun eigen conto.

We zijn vele eeuwen verder. Als cum laude afgestudeerd agnosticus – ik geloof niet alleen niet dat er een god bestaat, ik ontken het zelfs – verwonder ik me erover dat er nog steeds mensen zijn die dat primitivisme, die op angst gestoelde overtuiging, niet hebben afgezworen. Die nog altijd geloven in een hogere macht.

Waarom zou je tegen God en Allah anders aankijken dan tegen Sinterklaas, Klein Duimpje en De Gelaarsde Kat? Allemaal verzonnen door de mens. Bewijs maar eens dat ik ongelijk heb. En mocht u zich door deze opmerking beledigd voelen, of misschien wel gekwetst, jammer dan, niet mijn probleem, u gelooft in een Almachtige, ik ontken dat die bestaat, welles nietes, einde discussie.

Nu moet iedereen vooral blijven geloven in wie of wat hij of zij gelooft. Als ze mij er maar niet mee ergeren of lastig vallen. Helaas doen ze dat nog altijd veel te vaak. Over op religie gebaseerd terrorisme hoef ik u niets te vertellen, u leest ook kranten en kijkt tv. Overigens konden ‘onze’ Kruisvaarders er destijds ook wat van. Geloofde je niet in hun God, dan scheidden ze net zo makkelijk in zijn naam jouw hoofd van je romp. Hadden ze alle recht toe, vertelde hun Heilige Schrift.

Voetballers

Voetballers, want daar word ik ook nogal moe van, vallen ons er ook meer en meer mee lastig. Meneertje Giménez staat na een doelpunt heel lang, de ogen gesloten en het hoofd in de nek, met de handen ten hemel gespreid te prevelen. Doe dat lekker thuis, je irriteert me er mateloos mee. Ook de grote Virgil van Dijk maakt voor de wedstrijd begint met gesloten ogen wat handgebaren naar een opperwezen. Thuis doen, captain. Of in de kleedkamer of de spelerstunnel. Maar niet voor de camera, waarvan je je terdege bewust bent dat die jou vangt en live in miljoenen huiskamers werpt. Dwing mij jouw geloof niet op, dat doe ik andersom ook niet.

Gebaartjes, je kunt je er enorm aan storen, zoals ik. Je kunt er ook om lachen, en hopelijk doet u dat wel. Ook die niets met religie te maken hebben. Zoals pubertje Stengs, die mij zondag het bloed onder de nagels vandaan zoog. Met zo’n vinger voor z’n lippen gebaartje, bestemd voor de Feyenoord-achterban. Die had hem verweten de club in de steek te willen laten voor een grote zak dollars. Logisch dat je daar als supporter boos om wordt, Stengs is een begaafd technicus die de club erg goed kan gebruiken. Maar erg onlogisch, misschien wel onbehoorlijk, dat de voetballer daar dan met ‘Mondje dicht, ik ben veel groter dan jullie allemaal bij elkaar!’ op reageert.

Leuke gebaartjes: de steeds exotischer wordende dansjes na een doelpunt. Moet je niet academisch over doen, hoort bij deze tijd van expressie en vindingrijkheid. Maar dan dat ene gebaartje, dat wijd en zijd ingeburgerde gedoe met de duim, de vreselijke duim. Op gewone familie- en vriendenfoto’s is het al verschrikkelijk om te zien: volwassen mensen die de telefooncamera in kijken, en dat de fotograaf dan kort voor het klikken zegt: ‘Allemaal duimpje omhoog’ en dat ze dat dan nog doen ook, die sukkels. Wat moet je niet denken wanneer je zo’n foto terugziet. Schaamrood. Kaken. Zo snel mogelijk van je telefoon halen.

Die duim is trouwens ook gesignaleerd op de voetbalvelden. De buitenspeler die dribbelt, de bal goed legt en een voorzet geeft, nota bene met z’n sterke been. De spits die de bal meters naast en over zich heen ziet vliegen. En niet schreeuwt: ‘Klootzak, leg die bal op m’n hoofd, je verdient hier een godsvermogen, geef dan een keer een voorzet op maat!’ Maar braafjes naar de buitenspeler kijkt. En, geloof het of niet, dit weekend weer een paar keer gezien: zijn duim naar hem opsteekt. Je zou je er bijna aan ergeren.