Burgerschapsvorming in het basisonderwijs

12 December 2025, 04:27 uur
Columns
mainImage

De gemeenteraadsverkiezingen lijken nog ver weg, maar voor we er erg in hebben is het maart 2026 en mogen de inwoners van elke gemeente naar de stembus.

Verkiezingen komen aan bod in de klas via het vak “Burgerschapsvorming” in het basisonderwijs. In oktober ben ik samen met collega-raadsleden op bezoek  geweest bij een basisschool in Pijnacker. Niet om “te onderwijzen”, maar om te laten beleven. Want zoals Confucius al zei: “Vertel het me en ik vergeet het. Laat het me zien en ik onthoud het. Laat het me ervaren, en ik begrijp het.” (En als hij dat niet zei, dan had hij het moeten zeggen.)

De juf had haar klas voorbereid alsof ze een mini-politieke arena ging hosten. Partijen waren gevormd, standpunten geformuleerd, namen bedacht. Er lagen zelfs stembiljetten klaar. Aan de raadsleden de eer om de werkelijkheid naar binnen te brengen. De kinderen keken ons aan alsof we beroemdheden waren. Nou ja, lokale beroemdheden dan. Denk: de Beyoncé van de begroting.

Toen ik vertelde dat ik zelf een partij had opgericht en hun hulp goed kon gebruiken, spitsten de oren zich. De vragen vlogen ons om de oren. “Mogen jullie ook op jezelf stemmen?” vroeg een jongen. Mijn bevestiging bracht een golf van opwinding. “Mijn vader en moeder gaan ook zeker op mij stemmen!” riep een ander. De juf probeerde nog te redden wat er te redden viel: “Het gaat om de inhoud, niet om de persoon.” Maar de overwinning was al binnen. De klas was veranderd in een campagnekantoor.

Wat mij raakte was de gretigheid. De leergierigheid. En ja, ik hoor de kritische stem al: “Natuurlijk zijn ze geïnteresseerd, ze hoeven even niet te rekenen.” Maar geloof me, we hadden net zo goed een rekenles kunnen maken van de verkiezingen. Kiesdeler, stemgerechtigden, percentages – genoeg context om rekenen betekenisvol te maken. En zeg nou zelf: wie wil er nou geen wiskunde doen als het over macht en invloed gaat?

Want dat is het punt. Onderwijs gaat leven als het contextgebonden is. Als het raakt. Als het aansluit bij de belevingswereld van het kind. Elk kind zou op zijn of haar manier onderwijs moeten kunnen krijgen. En dan is het des te schrijnender om te zien hoeveel kinderen thuis zitten. Zonder onderwijs.

Volgens Oudervereniging Balans zijn er in Nederland minimaal 70.000 kinderen die langer dan drie maanden niet naar school gaan. Daarnaast zijn er 280.000 kinderen die geen passend onderwijs krijgen. En dat zijn nog de zichtbare cijfers. Want er is een hele groep ‘verborgen thuiszitters’: kinderen die wel ingeschreven staan, maar nauwelijks of niet meer naar school gaan. Vaak worden ze ziek gemeld – niet omdat ze ziek zijn, maar omdat scholen de leerplichtambtenaar willen omzeilen. Want als een kind langdurig afwezig is, stopt de bekostiging. Een perverse prikkel, die maakt dat scholen soms liever registreren als ‘ziek’ dan als ‘verzuim’. Ziek van het systeem, zou je bijna zeggen.

Het recht op onderwijs is een grondrecht. En toch glippen duizenden kinderen door de mazen van het systeem. Niet omdat ze niet willen leren – integendeel. Zoals Marieke Budding van Stichting Passend Onderwijs Online zegt: “Er is geen kind dat anders wil zijn dan leeftijdgenoten. Ze willen leren. Maar dan op een manier die bij hen past.”

Daarom blijf ik pleiten voor praktijkgericht leren. Voor onderwijs dat raakt. Voor onderwijs dat kinderen (en jong volwassenen) laat ervaren. Want als we willen dat kinderen onthouden, moeten we ze eerst laten beleven. En als we ze laten lachen onderweg, dan blijft het misschien nog langer hangen.