Jan D. Swart: Scheidsrechters? Hier zat ooit een heel nest

31 December 2018, 13:43 uur
Columns
mainImage
Digitaal Dagblad
Afbeelding is niet meer beschikbaar

Ik heb tegen zich helemaal te pletter lachende vrienden verteld dat ik tijdens een quiz wel wist dat Benjamin Reemst de vedette van de ADO-jeugd was, maar dat ik uit mijn hoofd niet één eredivisiescheidsrechter bij naam kon noemen. Het kostte me die avond de triomf.

Vervolgens heb ik me acht dagen de tijd gegund om er alsnog zonder hulp achter te komen, maar ik weet er nog steeds niet één. Ongemerkt leef ik dus kennelijk al jaren in de diepe netto berusting dat er binnen het korps geen markante autoriteiten meer zijn.

Ja, er zit er af en toe wel één in het publiek bij Van der Gijp & Derksen en als hij van tevoren belooft zijn bazen in Zeist voor schut te zetten mag hij aan tafel, maar hoe hij heet? Geen idee.
Dat was vroeger wel even anders met Mario van der Ende, Leo van der Kroft, John Blankenstein, Charles Corver en de dit jaar op 96-jarige leeftijd overleden Lau van Ravens. Er zat rondom Den Haag een heel nest.

En vlak vooral Dick Jol niet uit. Dick maakte van zijn enige gelukte sportsucces zelfs een variéténummer. Jol bij Sonja Barend. Jol bij Henk van Dorp. Jol hier. Jol daar. Hij stond zelfs in leeuwenkooien. Tegen niets zei Dick nee. Behalve toen een weekblad hem naakt in bad wilde met een verslaggeefster.
Altijd gedacht dat hij dit op basis van morele gronden geweigerd had, maar later kwam de aap uit de mouw. Hij had gezegd dat hij haar te lelijk vond. Van die scheidsrechters hield ik.
Hun geheim: een tovertong en aplomb.

Bij de vogende generatie werd heel lang het gemis aan die elementaire onderdelen van het vakmanschap het duidelijkst als ze na afloop van een wedstrijd voor de camera een beslissing moesten verklaren. Dat was SM. Stuk voor stuk gingen ze met brandend maagzuur door de knieën. Want als de waarheid hen kwetste was het stamelen geblazen. Jarenlang heb ik verschrikte ogen gezien, o als eieren zo groot. En niemand had een kwinkslag voorradig. En nu met de VAR, nu staan ze helemaal voor joker.

Ook namen van grensrechters ken ik niet. De laatste die ik heb onthouden is die van Gerrit Griek, die ongeveer veertig jaar geleden Bertus Quaars van NAC een kopstoot gaf. Dat was tenminste een vent die niet met zich liet sollen.

Maar als ik dan nu zie hoe zo’n aan het circus toegevoegde vierde man zich door al die trainertjes laat kleineren, dan moet je, als ik het in de gruwelen des woords van Paul de Leeuw mag uitdrukken, toch compleet van de pot gerukt zijn om die vernedering te willen ondergaan. Ik denk trouwens dat Lau van Ravens en Dick Jol vlak voor de dugout zo’n trainer een oor hadden afgebeten. Dat waren tenminste nog eens scheidsrechters die hun aderen in hun nek tot ontplofbare omvang lieten opzwellen ten faveure van de handhaving van het gezag.

Het oogt voor een scheidsrechter altijd al wat indrukwekkender als je een beer van een vent bent. Of twee meter lang, zoals de latere Holland Sport-manager Dirk Nijs in de middeleeuwen. Het ging om de flux de bouche. Frans Derks had die. John Blankenstein ook. Als hij in dure hotels het zwembad indook, kwam er om de vier meter een zalmkleurige badmuts met roosjes boven water, met daaronder een hoofd, dat een gilletje van verlichting slaakte, waarna het weer voor enkele ogenblikken onder water verdween. Maar we kenden hem allemaal van naam. Derks vooral door dat veel te korte broekje waarvan hij zei het te dragen als bewijs hoe mooi zijn moeder zijn benen had gestileerd.

Ik heb vanavond gegoogled. Kuipers, Makkelie, Nijhuis, Blom, Blank. Het zegt me niets.

Maar ik moest wel onmiddellijk aan de legendarische Dirk Nijs denken, die ooit op Houtrust zei: ‘Ik ben niet verwaand, maar het scheelt weinig.’ Bij scheidsrechtersdiners ging hij op een verhoging staan en hield een geestige redevoering  van twee uur. Daarna spoedde hij zich ter tafel voor de Filet Mignon in een jasje met spek, en sprak bescheiden: ‘zó te kunnen spreken, jongens, ik weet het, het is een kunst die weinigen gegeven is’.

Nu staan alle arbiters zouteloos te stotteren als ze in de spotlights staan. Daarom ken ik er niet één.